Hoe houd je een domme schaker urenlang bezig?
(Blader naar beneden voor het antwoord.)
Na de wekelijkse clubavond is een schaker met wat andere schakers nog even ergens anders wat gaan drinken. Als hij rond 2 uur ’s nachts naar huis rijd wordt hij door de politie staande gehouden en wordt hem gevraagd waar hij om deze tijd naar toe gaat. Hij antwoordt: “Ik ben op weg naar een lezing over misbruik van alcohol, roken en laat opblijven en het effect dat dat op het menselijk lichaam heeft. ”De politieman vraagt verder: “Echt waar? Wie geeft nou zo’n lezing op deze tijd van de nacht?” De man antwoordt: “Mijn vrouw.”
Gerrit moet schaken tegen Alice, het mooiste meisje van de schaakclub. Na afloop van de partij heeft Gerrit nog een vraag voor Alice: “Zeg Alice zou jij voor 100.000 euro bereid zijn om met mij naar bed te gaan?”
“Voor 100.000 euro... Kweet niet, denk het wel.”
“En voor 50 euro?”
“Wat denk je wel dat ik ben!”, roept de schone schaakster boos uit.
“Dat hebben we net al vastgesteld, het gaat nu alleen nog maar om de prijs.”
Een geweldig mooi meisje staat met haar oude rimpelige opa in een winkel waar ze schaakborden en stukken verkopen. Ze heeft een prachtig stel gevonden en vraagt aan de verkoper: “Wat kost dit bord met stukken?” De verkoper is een vlotte snelle knaap en had het mooie meisje al lang gezien en bekeken.
“Voor jou” zegt hij: “Kost dat 10 kussen.” “Prima pak het maar in.” zegt het meisje.
De snelle jongen maakt er een mooi pakketje van en buigt zich naar voren voor de kussen.
Zij grist hem het pak uit de handen en schuift opa naar voren en zegt: “Het is een cadeautje voor mijn verjaardag, opa betaalt.”
Herman staat op het punt naar de schaakclub te gaan als zijn vrouw zegt: “Ach schat, wil je voor dat je gaat schaken even naar het tuinhekje kijken? Het klemt een beetje.”
Herman antwoordt geïrriteerd: “Ben ik soms een timmerman? Nee toch.”
“Maar misschien wil je wel even naar het nachtlampje kijken, hij gaat niet meer aan.”
Herman nog geïrriteerder: “Ben ik soms een elektricien? Nee toch.”
“Oké, maar de kraan drupt. Wil je daar dan even iets aan doen?”
“Ben ik soms een loodgieter? Nee toch.”
Als Herman laat in de avond thuiskomt, valt het hem op dat het tuinhekje niet meer klemt en als hij in de keuken komt, drupt de kraan ook niet meer.”
Als hij de slaapkamer in komt is zijn vrouw nog wakker en zit in bed bij een brandend nachtlampje een boek te lezen.
“Zo schat ben je er weer, heb je nog gewonnen?” vraagt ze vriendelijk.
“Nee remise gespeeld” zegt Herman: “Maar vertel eens heb jij de het hekje de kraan en het lampje zelf gerepareerd?”
“Nee hoor, dat heeft buurman Jan allemaal gedaan.”
“Aardig van hem. Moest hij er nog wat voor hebben?”
“Hij wilde een zelfgebakken taart of hij wilde met me naar bed.”
“Ik neem aan dat je een taart voor hem gebakken hebt?”
“Ben ik soms een bakker? Nee toch.”
Hoe houd je een domme schaker urenlang bezig?
(Blader naar boven voor het antwoord.)