donderdag 1 december 2011

Zegt Sinterklaas tegen de Kerstman...

De Kerstman en Sinterklaas zitten gezellig een potje te schaken.
Zegt Sinterklaas tegen de Kerstman: "Doe mij eens een biertje."
Waarop de Kerstman zegt: "Ja daag, ik ben Sinterklaas niet!"

Elke keer als Jan op de schaakclub komt, schiet Harrie hem aan en zegt dan: "Je krijgt de groeten van Klaas." En elke keer trapt Jan er weer in door te zeggen: "Welke Klaas?" Steevast zegt Harrie dan: "Sinterklaas." Dat gaat zo weken door en Jan baalt er van, maar is vast van plan Harrie terug te pakken. De eerste de beste clubavond schiet hij Harrie aan en zegt: "Je krijgt de groeten van Gerrit."
Harrie: "Ja, dat wist ik al."
Jan: "Van wie wist je dat?"
Harrie: "Van Klaas."
Jan: "Welke Klaas?"
Harrie: "Sinterklaas!"

De Kerstman zit te schaken, zijn tegenstander vraagt:
"Meneer de Kerstman, hebt u een windje gelaten?"
"Ja natuurlijk" zegt de Kerstman, "of dacht je dat ik altijd zo stonk?"

Twee leden van de schaakclub zitten de praten over sinterklaas en kerst:
"Wat wil je vrouw voor sinterklaas?"
"Een echtscheiding!"
"Een echtscheiding? Wat heb je haar gezegd?"
"Heb je niet iets goedkopers?"

Op een van de donkere dagen voor kerst is het erg rustig in café De Gouden Leeuw als Willem er binnenkomt. Aan de bar zit een man zwijgend aan de bar, terwijl de barman de glazen poetst.
Willem bestelt een biertje en zegt tegen de man: "Mag ik u ook een pilsje aanbieden?"
De man bromt: "Ik drink geen bier. Eén keer gedaan, was afschuwelijk."
"Een borreltje dan?"
"Nee, één keer gedronken, was afschuwelijk."
In de kroeg staat een biljart en Willem vraagt: "Zullen we een potje biljarten?"
"Ik biljart niet. Eén keer gedaan, was afschuwelijk."
Willem houdt vol: "Een potje schaken misschien?"
"Eén keer gedaan, was afschuwelijk. Maar mijn zoon komt zo. Die wil denk ik wel een potje schaken."
"Uw zoon? Zal wel uw enige kind zijn, neem ik aan?"

Zo aan het eind van het jaar moet de penningmeester de bijdrage voor de leden nog afdragen aan de KNSB. Hij vindt het allemaal erg veel geld en besluit om er over te gaan bellen.
"Hallo, spreek ik met de KNSB?"
"Dat klopt, meneer."
"Is het mogelijk dat u mij doorverbindt met Ali Baba?"
"Die werkt hier niet, meneer."
"Oké, geef me dan maar één van die andere veertig rovers."

dinsdag 1 november 2011

70 en nog steeds maagd

“Hoe is het mogelijk, mevrouw” zegt de dokter, “u bent viermaal getrouwd geweest en op uw zeventigste nog steeds maagd. Kunt u dat verklaren?” “Zeker dokter: mijn eerste man was architect, die maakte niets dan plannen; mijn tweede man was musicus, die speelde hoogstens een beetje; mijn derde man was ambtenaar, die zei altijd 'Morgen beginnen we ermee'; mijn vierde man was schaker, die bleef maar denken over de opening en kwam nooit aan het eindspel toe.”

Een jaar lang hebben ze Flip niet gezien op de schaakclub, maar plotseling komt hij weer aanzetten. Hij wordt hartelijk begroet en iedereen wil weten waar hij toch gezeten heeft. “Oké mannen”, zegt Flip, “ik zal het maar eerlijk vertellen: ik heb een jaartje in de gevangenis gezeten.” Iedereen wil weten wat hij uitgespookt heeft, want ze zien de aardige zachtaardige Flip zeker niet aan voor een crimineel. “Ik heb vals geld gedrukt. Bij de 10 en 20 eurobiljetten ging alles prima, maar toen ik de 40 eurobiljetten ging uitgeven, werd ik gepakt.”

De tegenstander van Jansen is tijdens de partij in slaap gevallen. Jansen stoot de schaker naast hem aan en zegt: “Moet je kijken, De Boer is in slaap gevallen.” De man reageert knorrig op de por van Jansen en zegt: “Moet je me daarvoor wakker maken.”

Tijdens het schaken vraagt de ene schaker aan de ander: “Ga jij dit jaar nog op vakantie?” “Jazeker”, is het antwoord, “ik ga dit jaar naar Zicht.” “Waar ligt dat precies?”, wil de ander weten. “Geen idee, maar op de radio zeggen ze al jaren: 'Mooi weer in zicht'.

Twee buurjongetjes, Jantje en Pietje, zitten bij Pietje thuis aan de keukentafel te schaken. Pietje verliest elke keer en als hij voor de vijfde keer verloren heeft, gooit hij met een driftig gebaar de stukken van het bord. Helaas sneuvelt daarbij de scheerspiegel van zijn vader, die ook op tafel stond. Bij de avondmaaltijd besluit hij om zijn vader maar in te lichten over het stukgaan van zijn scheerspiegel: “Vader, hebt u een goed geheugen voor gezichten?” “Nou en of, jongen” zegt vader. “Oh gelukkig maar, want ik heb vanmiddag per ongeluk uw scheerspiegel stukgemaakt.”

Ap komt boos terug van een bezoek aan het toilet en wil weten of een van de schakers oud brood in de wc-potten heeft gegooid. Achter in de zaal steekt iemand beschaamd zijn vinger op en bekent: “Dat heb ik gedaan, maar ik wilde alleen maar de wc-eenden voeren.”

Tijdens een KNSB-schaakpartij maakt de eerste bordspeler van Schaakstad Apeldoorn fout op fout en staat al vroeg in de partij hopeloos verloren. De voorzitter kijkt zorgelijk naar de partij en verzucht tegen een bestuurslid dat ook staat te kijken: “Ik vond hem gisteren veel beter.” “Maar”, zegt het bestuurslid, “gisteren heeft hij toch helemaal niet geschaakt?” “Daarom juist”, zegt de voorzitter.

zaterdag 1 oktober 2011

Een schaker van Schaakstad...

Een schaker van Schaakstad gaat op een zaterdag eens een kijkje nemen bij de KNSB-wedstrijden in “de Ambelt”. Net als hij binnenkomt, gaat er een luid gejuich op. “Heeft er iemand van ons gewonnen?” vraagt hij nieuwsgierig aan een andere schaker. “Nee hoor” is het antwoord, “de bar ging open”.

“Als je onmiddellijk zonder nadenken een leugen kunt vertellen, krijg je een pilsje van me”, zegt de ene schaker tegen de andere. Zonder ook maar een seconde na te denken zegt de ander: “Dat is gemeen, net zei je twee pilsjes”.

Op een woensdagavond als iedereen geconcentreerd zit te schaken begint er opeens iemand hard te kreunen. Ap snelt er heen: “Wat is er aan de hand?” De man snakt naar adem en zegt: “Ik heb net per ongeluk mijn kunstgebit ingeslikt.”
“Nou ja, zo erg is dat niet hoor”, is het laconieke antwoord van Ap: “De ballen gehakt zijn toch al op.”

Margreet gaat naar de dokter en steekt van wal: “Luister eens dokter, ik kom eigenlijk voor Jacobus die man van me. U weet het is een beetje een slome, maar verder is het een lieve man. Alleen zou ik het heel fijn vinden om eens lekker verwend te worden. Maar als Jacobus de lakens voelt, valt hij al in slaap.” “Ik begrijp uw probleem en ik zal u een poedertje meegeven. Doe dat in zijn koffie en succes gegarandeerd.”
Een paar dagen later meldt ze zich weer bij de dokter. Die is nieuwsgierig en vraagt of het middeltje gewerkt heeft.
Enigszins beschaamd doet Margreet haar verhaal: “Oh dokter, het werkte prima. Ik had het stiekem in zijn koffie gedaan, hij had de koffie amper op, of hij pakte me zo als ik nog nooit gepakt ben.”
“Zo, dat is een schitterend resultaat, vindt u niet?”
“Dat wel, maar we zijn beiden lid van een schaakclub en ik had het poedertje op de clubavond daar in de koffie gedaan en nu durf ik me daar voorlopig niet meer te vertonen.”

donderdag 1 september 2011

Hoe lang...

“Hoe lang ben jij bij de schaakclub?” wil een nieuw lid weten van een clubgenoot. Hij krijgt als antwoord: “Ongeveer 1.80 mtr.”

Jantje zit op een regenachtige zondagmorgen met zijn vader een potje te schaken.
Er wordt gebeld en oma komt op bezoek, ze gaat er bij zitten en Jantje vraagt aan haar: “Oma bent u van ijzer?”
“Wat een gekke vraag, Jantje. Natuurlijk is oma niet van ijzer, waarom dacht je dat, mijn jongen?”
Jantje legt uit: “Omdat, toen de bel net ging, pappa zei: het zal die oude tang wel zijn.”

Een lid van de schaakclub gaat naar de bar en bestelt bij Dini een bal gehakt. Hij wil leuk wezen en zegt, terwijl hij smikkelt van de bal: “Die ballen worden volgens mij elke week kleiner.”
Dini laat hem maar kletsen en geeft geen antwoord.
Als de man de laatste hap op heeft komt hij met nog een opmerking: “En eerlijk gezegd was de smaak ook niet over om naar huis te schrijven.”
Nu heeft Dini wel een passend antwoord: “Nog een geluk dat het maar zo’n kleintje was.”

Een man speelt in een café met een onbekende gezellig een potje schaak, ze zijn aan elkaar gewaagd en het wordt een spannende partij.
“Zullen we nog eens samen schaken?” vraagt de een aan de ander.
“Prima, bel me maar als je zin hebt. Mijn nummer staat in het telefoonboek.”
“En uw naam?”
“Die staat er achter.”